Historie: De knotsgekke Detroit Grand Prix van 1982 met een ontketende Watson
Zondagavond scheurt Rinus 'Veekay' van Kalmthout door de straten van Detroit in de IndyCar. Sinds 1989 – met wat tussenpozen – is The Motor City een vaste prik op kalender van de Amerikaanse openwielserie. Daarvoor reisde de koningsklasse af naar de hoofdstod van de auto-industrie en de soul-muziek, maar het werd na een zeer valse start in 1982 geen groot succes. De eerste editie was een blamage en de vermakelijke race verbloemde de grote problemen waarmee de Grand Prix kampte. GPToday.net blikt terug op deze wedstrijd vol plotwendingen op en naast de baan.
Het nieuwe Monaco
Bernie Ecclestone zag in de Verenigde Staten de perfecte afzetmarkt voor zijn Formule 1. Met drie Grand Prix' op de 1982-kalender onderstreepte de F1-baas zijn gedachtegoed. Met het hosten van een race in Detroit ging er ook andere wens in vervulling: een Noord-Amerikaanse Monaco. The Motor City was maar wat blij met de komst van de Grand Prix. De stad van ondere andere Ford en General Motors was in verval geraakt en kon door de komst van de koningsklasse het imago flink opkrikken.
Het stratencircuit kende in totaal achttien bochten en was ongeveer vier kilometer lang. Om het Monaco-gevoel gestalte te geven ging de baan door een tunnel heen, langs het water en had het zeer krappe bochten. De gemiddelde snelheid zou zelfs lager liggen dan in het prinsdom aan de Riviera, ook mede door de hobbels en het plakkerige asfalt.
Wet van Murphy?
De eerste indruk? Die maak je maar één keer en de Detroit Grand Prix zou dat vanaf dag één verpesten. De extra training op donderdag – alleen voor nieuwe venues - en de eerste kwalificatie op vrijdag werden afgelast. De run-off area's en de bandenmuren waren niet op tijd af. De vraag reesde of er überhaupt geracet kon worden. De coureurs – waaronder Jan Lammers – haalden een beetje hun schouders op. Die waren dit soort rare fratsen wel gewend. Om de tijd te doden trapten ze op het rechte stuk een balletje. Het weer zat ieder geval mee.
De dag daarna, op een regenachtige zaterdag, werden de motoren toch gestart voor de enige kwalificatiesessie. Annuleren was absoluut geen optie. Behalve dat het geld kostte, zou het stopzetten van de Grand Prix rampzalig zijn voor de promoters en de FOM, de F1-rechtenhouder.
In de kwalificatie reed Alain Prost naar poleposition met een tijd van 1 minuut, 48 seconden en 537 duizendsten en was ruim drie tienden sneller in zijn Renault dan Andrea de Caseris in de Alfa Romeo. Lammers kende problemen en kon niet kwalificeren in zijn Theodore. De Nederlander moest hierdoor de GP aan zijn neus voorbij laten gaan.
Voor Ford begon de thuiswedstrijd een beetje teleurstellend. De best geklasseerde wagen met de Amerikaanse krachtbron achterin was een derde positie, maar met 20 Ford-aangedreven bolides was de oogst met vier top tien klasseringen magertjes.
Here is Johny!
Wie vooraf veel geld had gewed had op een overwinning voor John Watson, zou voor gek zijn verklaard. De Brit startte als zeventiende, maar kwam na 62 ronden toch als eerste over de finishlijn. Wat was er gebeurd?
Prost behield na de start de leiding en reed zonder problemen aan kop. Gaandeweg kwam nummer twee Keke Rosberg steeds dichterbij aan de Fransman. Prost verloor steeds meer tempo. Plots zat er helemaal geen gang meer in zijn Renault- Rosberg kon hem net omzeilen en greep de kop. De Renault-coureur kon doorrijden, maar verloor snel terrein.
Het groepje van vier achter Prost, met Didier Peroni, Bruno Giocamelli, Eddie Cheever en Niki Lauda, streed om P3 en kroop richting de staart van Prost. Watson ging in de tussentijd door strakke inhaalacties en uitvalbeurten van anderen als een raket naar voren en vond aansluiting met de front runners.
De problemen van Prost werden alsmaar groter en zakte steeds verder terug. Watson schoof hierdoor op naar P6, maar haalde snel daarna Giocamelli in voor de vijfde positie. Met zijn opmars was duidelijk dat op de Britse McLaren-coureur deze dag geen maat stond.
Teamgenoot Lauda was het volgende slachtoffer in de rij. Een eerste aanvalspoging mislukte echter en verloor wat tijd. Hierdoor kon Giocamelli de druk weer opvoeren bij Watson en hij zag een gaatje voor een passeeractie. De Italiaan zat echter niet volledig naast de McLaren-bolide en raakte met zijn voorwiel de achterkant van Watsons wagen en viel met schade uit. Watson zelf kon verder, maar het had weinig gescheeld of een DNF kwam achter zijn naam te staan.
Watson dichtte het gat opnieuw naar Lauda en de coureurs voor hem in de strijd om het eremetaal. Wat de Brit na zijn narrow escape liet zien, was legendarisch. In één ronde verschalkte hij teamgenoot Lauda, wurmde zich naast Cheever en vrat de Ferrari op van Pironi. In 33 ronden van P17 naar P2! Maar dat was nog niet alles. Watson bleef flink gas geven en ook leider in de race Rosberg moest zijn meerdere erkennen in de ontketende Brit. Watson reed na een legendarische inhaalslag aan kop en zou die niet meer uit handen geven.
Hoewel Watson na zijn sensationele overwinning in de Grand Prix van Detroit de leiding over nam in het wereldkampioenschap met 26 punten, kwam de McLaren-coureur op het eind vijf punten te kort voor de titel. Uitvalbeurten speelde voornamelijk parte.
In 1983 zou Watson zijn huzarenstukje in Detroit overtreffen in Long Beach door te zegevieren vanaf P22 (!).
Detroit verdwijnt
Ondaks de zeer slechte georganiseerde editie van 1982 ging het in de jaren daarna vooruit met de Grand Prix in de industriestad. Toeschouwers aantallen van ongeveer 70.000 mensen op zondag waren acceptabel. De kaartjes kostten relatief weinig geld en het Amerikaanse publiek vond de GP in Detroit prima vertier in een stad met de nodige issues.
De boten die in de rivier lagen, de Downtown Detroit Music die gespeeld werd en de mensen die vanaf de balkonnetjes naar beneden konden kijken, deed vermoeden dat het Detroit was gelukt om Monaco te evenaren.
De coureurs waren echter niet te spreken over de F1-wedstrijd. Midden jaren '80 was deze baan zelfs het minst populair bij de F1-piloten vanwege de baan en hete omstandigheden, Tevens had Detroit veel last had van toenemende criminaliteit en rijders maakten zich zorgen over de veiligheid. De misdaad had ook impact op de toeschouwersaantallen en die liep in de loop van de jaren ook af. Al met al werd het draagvlak voor de organisatie van de race in Minchigan steeds minder.